In de late middeleeuwen ontwikkelde Roermond zich tot een echte kloosterstad, met een kapittel, een abdij, vier vrouwenkloosters, vier mannenkloosters, een begijnen- en een beggardengemeenschap. Deze kloosters waren van groot belang voor het religieuze, culturele, intellectuele en economische leven van de stad. De eerste en meteen de belangrijkste Roermondse kloosterstichting was die van de Munsterabdij. Dit aan Maria gewijde klooster werd gesticht op initiatief van Graaf Gerard IV van Gelre en zijn moeder Richardis, die meteen ook de eerste abdis werd. Beiden werden zij in de abdijkerk, de tegenwoordige Munsterkerk, begraven, de eerste in een rijk gedecoreerd monumentaal praalgraf, de tweede in een naburig graf in de kerkvloer. Hoewel het dus blijkbaar in de bedoeling lag dat de Munsterkerk het mausoleum van de grafelijke (en later zelfs hertogelijke) familie zou worden, is dat nooit gebeurd: latere telgen uit het grafelijke geslacht lieten zich elders begraven. Maar dit deed niets af aan het belang van deze abdij voor adellijke cisterciënzerinnen.
In deze lezing gaan we op zoek naar wat we weten over dit klooster, wat er nog aan tastbaar erfgoed aanwezig is en vooral wat nu precies de impact was van deze abdij op het leven in Roermond. De uiteindelijke lotgevallen van het klooster, inclusief de sloop van de kloostergebouwen in 1924, zullen ook de revue passeren. Maar we kijken voornamelijk naar de bloeiperiode van de abdij, die we in de late middeleeuwen moeten zoeken.